1948
Buiten huilt de wind om ’t huis
Maar de kachel staat te snorren op vier
Er hangt een lapje voor de brievenbus
En in de tochtigste kieren zit papier
Wij waren heel erg arm
En niemand hield van ons
Maar we hadden thee en nog geen tv
Maar wel radio en lange vingers
We gingen nog in bad
Haartjes nat, nog even op
Totdat vader zei: ‘Vooruit naar bed’
Dan kregen we een kruik mee
Gezichten op ’t behang
Maar niet echt van binnen bang
Toen was geluk heel gewoon
Buiten huilt de wind om ’t huis
Maar moeder breit een warme sjaal
En het ganzenbord op tafel stond er
De volgende morgen nog helemaal
Ook gingen wij naar ’t bos
Daar zijn we toen verdwaald
Van de weg geraakt, carrière gemaakt
Heel die pannenkoekensmaak vergeten
En Nederland herrees
Onder Drees, Fanny Blankers-Koen
Die won vier maal goud in Londen
Als je jokte was dat zonde
De legpuzzel kwam klaar
In het derde vredesjaar
Toen was geluk heel gewoon
Die schooltas bleek het eerste teken
Dat de zaak al was bekeken
Voor zover je zonder plichtsbesef
Je leven leed, je leven leed
Buiten huilt de wind om ’t huis
Maar binnen stond de kolenkit paraat
En de stoep waarop geknikkerd werd
En Nederland was groot
En niemand ging nog dood
En gezelligheid kende nauwelijks tijd
Bij waxinelichtjes van Verkade
Oorspronkelijke titel: Alone Again / Tekst en muziek Gilbert O’Sullivan
Nederlandse tekst: Kees van Kooten en Wim de Bie / 1972
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.