
Het paasvuur ***
ELP - Eén van de meest aansprekende volksgebruiken rond Pasen was – en is nog steeds – het laten branden van een paasvuur. Soms weken tevoren was de jeugd al druk bezig met het verzamelen van allerlei brandbaar materiaal. ’s Middags na school trokken de jongens naar het bos om er dode boomtakken en twijgen te verzamelen. In optocht ging het dan naar een vaste plaats buiten het dorp waar een paasbult werd opgestapeld. In de grotere dorpen waren er vaak twee of meer vuren en vanuit elke ‘wijk’ deed jong en oud mee om een zo groot mogelijke hoeveelheid brandbare spullen bijeen te brengen, want men stelde er een eer in om het grootste paasvuur te laten branden. Midden in de bult kwam dan een grote stok of boomstam opgericht met bovenin een ton met takken en teer.
In veel plaatsen trok de schooljeugd op de dag voor het Paasfeest met een geleende kar door het dorp, onder het zingen van:
Hej nog olde wannen
Die bij Paosen branden
Hej nog ’n bossie stroo of riet
Anders heb wij ’t Paosvuur niet
Als dat gezang in de huizen doordrong, gingen de baanderdeuren open en de boer of de knecht wierpen dan wat waardeloze brandbare voorwerpen naar buiten als oude bezems van berkenhout, oude korenwannen, korven en manden, versleten bijenkorven, een oude wieg, een kapotte stoel of een bos stro. De spullen werden gretig aangepakt, op de kar geladen en met vereende krachten naar de plek van de paasbult getrokken.
***
In het ‘Tijdschrift Historische Vereniging Gemeente Westerbork’ van maart 1998 beschreef J. P. van der Jagt in het artikel ‘April en Pasen’ de volksgebruiken rond Pasen. Hij baseerde zich op de bevindingen van A. Mulder (in 1983) en G. Kuipers (in 1976), die eerder schreven over de Drentse volksgebruiken en aangevuld met enkele verhalen uit Westerbork.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.